Alles, Indonesië

Shoppenwijk

Als ik kleren koop is dat bij de kringloop. Tussen de drollenvangers uit de garderobes van overleden dikke mannetjes hangt vaak wel een broek die ongeveer lang genoeg is, niet meer dan vijf euro kost, en niet gemaakt is van materiaal waarvan we onderhand hebben geleerd dat het giftig is. Ondanks wat mijn vrienden je zullen vertellen is dit niet uit fashionistische overwegingen, maar omdat ik gek word van kleren uitzoeken. De vorige keer dat ik me in een kledingwinkel begaf moest ik een week bijkomen van het steeds opnieuw uitproberen van verschillende modellen en maten, begeleid door stompzinnige beats die mijn opa zou beschrijven als onderbroekenmuziek. Na vijf winkels, 23 broeken en een platgedrukt broodje kaas uit de krochten van mijn rugtas krijg ik meestal een inzinking en heb ik min of meer een overzicht op het keuzeaanbod. Ik hanteer deze masorchistische methode omdat ik een vieze maximizer ben. Dat betekent dat ik altijd probeer om de best mogelijke keuze te maken. Ik kan dan de beste broek gaan kopen: meer dan 50% fair-trade katoen, ruime zakken, geen vale slijtvlekken op de voorkant, geschikte riemlussen, knoopgulp in plaats van rits, en natuurlijk niet te duur. Dit in tegenstelling tot satisficers, die bedenken wat hun minimale eisen zijn en vervolgens een product zoeken dat aan die eisen voldoet – zonder zich te bekommeren of er nog een beter alternatief is.

Mijn optimalisatiestrategie levert een hoop stress op, zoals uitgelegd door psycholoog Barry Schwartz. Omdat wij, maximalizerende consumenten, almaar meer keuzes voor onze kiezen krijgen, moeten we steeds meer voor- en nadelen in overweging nemen voordat we de beste strategie kunnen kiezen. Uit het onderzoek van Schwartz blijkt dat de gemiddelde consument niet gelukkiger, maar juist ongelukkiger wordt van een uitgebreidere selectie jams: product A is goedkoper, maar bevat meer suiker, product B heeft dan weer toegevoegde antioxidanten, maar eigenlijk vind ik de abrikoos van C het lekkerst, en D is fair-trade. Nooit is het een keer gewoon: “Hee, lekker, jam,” maar altijd: “Welke jam is het allerlekkerst en het gezondst en het eerlijkst en heeft het beste design in vergelijking met de prijs?” Weinig verwonderlijk dat satisficing uiteindelijk juist de optimale strategie blijkt. Vind je een jam lekker en goedkoop genoeg om op je brood te smeren? Gewoon kopen en lekker smikkelen!

Geen wonder dus dat ik graag mijn keuzemogelijkheden beperk door bij een kringloop een broek uit te zoeken. Maar soms is dat geen optie. Stel je bijvoorbeeld voor dat je in Jakarta bent. Kringlopen zijn nog niet overgenomen uit het Westen – te weinig hipsters. Je hebt je tas ingepakt nadat je een nacht hebt doorgehaald op je afscheidsfeest en hebt daardoor per ongeluk precies één broek meegenomen (en dat alleen omdat je anders het vliegtuig niet inkwam). Omdat je met 35 graden celsius en 80% luchtvochtigheid af en toe een wasje moet draaien, besluit je naar Tanah Abang te gaan, de lokale kledingmarkt. Alleen is de markt een wijk ter grote van het centrum van een middelgrote Nederlandse stad. Eerst stuit je op Grand Indonesia Shopping Town, een winkelcentrum van 640000m2 en acht verdiepingen met alle Westerse winkels die je maar kunt bedenken. Maar de H&M kun je ook in Nederland opzoeken. Iets verderop kom je Thamrin City tegen, een soort ghetto-Grand Indonesia: de winkeltjes zijn klein, je kunt er afdingen en het gebouw is kleiner – met een oppervlakte van maar 260000m2 en slechts vijf verdiepingen is dit een peulenschil. Elke twaalf vierkante meter wordt uitgebaat door een andere verkoper met dezelfde kleren, maar dan net iets anders. Als je vervolgens Thamrin City uitgaat, loop je tegen de minimalls aan, allemaal aftands. De gangen bestaan uit kapotte tegels, het ruikt er naar afval, urine en vers eten, en de winkeltjes zijn weer net iets kleiner en goedkoper. De kleren zijn weer op dezelfde manier anders en op de een of andere manier hetzelfde. Op weg naar het treinstation kom je tenslotte door de sloppenmarkt, waar de kleren nu onder zeilen worden verkocht, vanuit geïmproviseerde stalletjes. De gangetjes zijn een halve meter breed en je loopt constant met je neus door de batik shirts en neppe merkkleding. Na drie uur dwalen door winkelcentra en sloppenwijken zag ik geen kleren meer, alleen maar een waas van kleuren. Ik wist niet meer waar ik was, wat voor broek ik zocht of hoe ik heette.

dsc_0104

Gezellig weekje shoppen in Tanah Abang

Het is uitgesloten dat de doorsnee Jakartaan een maximizer is – daar zijn de mensen veel te blij en gelukkig voor. Een maximizer in Tanah Abang raakt zichzelf onherroepelijk kwijt in de oneindige keuzemogelijkheden, want een gedegen vergelijking is hoegenaamd onmogelijk. Overleven is uitgesloten als je niet leert te satisficen: vind je een broek leuk en betaalbaar? Bespaar jezelf de verdere zoektocht die letterlijk de rest van je leven zou kunnen duren en ga over tot aanschaf.

Een ruim keuzeaanbod leidt tot een ongelukkige consument. Maar een oneindig keuzeaanbod is therapie voor de maximizer. Door het onbegrensde aanbod loop ik tegen de grenzen van mijn consumentenstrategie aan, en word ik gedwongen genoegen te nemen met de eerste broek die goed genoeg is. De eerste dag keek ik mijn ogen uit, de tweede dag dwaalde ik doelloos rond. De derde dag nam ik me voor op zoek te gaan naar een acceptabele korte broek en content te zijn. Bij het eerste winkeltje heb ik er twee gevonden die perfect zijn: ze zijn gemaakt van oude drollenvangers uit China en zitten als gegoten.

Standard

Heb je ook een mening? Kom maar door!